Het ministerie van Buitenlandse Zaken zoekt naar alternatieve manieren om F-35-onderdelen aan Israël te leveren na het verbod dat het gerechtshof heeft ingesteld. Dat blijkt uit interne documenten van het ministerie die door de NOS zijn ingezien.

Een maand geleden bepaalde het gerechtshof in Den Haag in hoger beroep dat de Staat “iedere (feitelijke) uitvoer en doorvoer van F-35-onderdelen met eindbestemming Israël” moet staken, omdat er een duidelijk risico bestaat dat er ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht worden gepleegd in de Gazastrook.

Hoogleraar Galina Cornelisse, expert in internationaal wapenrecht en verbonden aan de Vrije Universiteit, zegt dat het tegen internationaal recht indruist om te onderzoeken hoe de onderdelen toch aan Israël kunnen worden geleverd. “Als de rechter in jouw land zegt dat het leveren van onderdelen strijdig is met internationaal recht, dan moet je je daaraan houden.”

Volgens Cornelisse is dat geen valide argument. “‘We weten het niet’ is geen excuus, dan moet je zorgen dat je het wel weet.” Dorsey voegt toe dat op Nederland de verplichting rust om te weten wie de eindgebruiker is op grond van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt (EUGS), een Europese richtlijn voor buitenland- en veiligheidsbeleid.

“Het vonnis zelf is vrij specifiek, dat gaat over het staken van iedere feitelijke doorvoer en uitvoer van F-35-onderdelen”, zegt Zwanenburg. “Als de eindbestemming Israël is, met als tussenstap de VS, dan zou je kunnen zeggen dat het volgen van die route en mogelijk ook het verkennen ervan in strijd is met het vonnis.”

Fabrikant Fokker zegt desgevraagd dat er nu nog steeds F-35-onderdelen worden geleverd aan Amerikaanse klanten. Op de vraag of het bedrijf weet wie de eindgebruiker is, wil een woordvoerder geen antwoord geven.